Bestaan of niet-bestaan, that’s the question

Een week of drie geleden las ik bij Internettoerist dat er zonder je zintuigen geen wereld is om te bestaan. Als je niets ziet, hoort, voelt, ruikt, en proeft, hoe kun je dan weten van het bestaan van ‘iets’? Overigens weidde diezelfde blog nog uit over dat jij niet je zintuigen bent – zintuigen komen enkel voort uit een groter bewustzijn. Nu was het niet mijn bedoeling om deze complexe materie over dualiteit te behandelen, maar eerder het ietwat ‘eenvoudiger behapbare’ bestaan van dingen. Dit onderwerp kwam weer onder mijn aandacht toen ik vanochtend een paar hoofdstukken las in een – echt heel spannend en geweldig – boek. De hoofdpersoon dacht op een gegeven moment: “Als een cameraman in het bos valt en niemand draait zich om om te kijken, heeft hij dan geluid gemaakt?“¹ Dit is best aardig filosofisch materiaal, nietwaar? 😉

Wanneer bestaat iets?

Kleine Roos was ook al een denkertje. Vroeger stelde ik mezelf de vraag hoe mijn kamer eruitzag als ik er niet was. Bestond die kamer dan wel, of nam alles pas vorm aan zodra je er binnenliep? Als er iemand anders in de kamer was, zag die persoon dan dezelfde kamer als ik, of zouden er kleine verschillen zijn? Die kleine hersenen kraakten wat af hoor, haha. Wat hierbij aansluit is de opmerking ‘wat je niet kent, kun je niet missen’. Als jij het bestaan van iets niet af weet, klopt het dat je het niet mist omdat je eenvoudigweg niet weet wat je zou moeten missen – al heb je ook mensen die iets missen waarvan ze weten dat het nog niet bestaat, geneesmiddelen bijvoorbeeld. Tegenwoordig weten we van het bestaan van vele dingen af, ook dingen die we zelf niet hebben gezien. Of ja, wellicht heb je het gezien op een foto, of vorm je je een beeld van ‘iets’ naar aanleiding van het verhaal van een ander. Actually, the question is wanneer ‘iets’ daadwerkelijk bestaat. Als iets bestaat voor een ander, bestaat het dan ook al voor jou? Het geinige van dergelijke vragen is dat dit voor de een ‘onnozele redenaties’ zijn en voor de ander een filosofisch opstapje naar meer.

Als je er vanuit gaat dat ‘iets’ bestaat zodra je het ziet, hoe zit het dan als je blind bent? Voor een blinde bestaan geen kleuren, toch? Of wellicht maakt jouw brein kleuren aan, maar weet je ze niet te onderscheiden volgens de namen die de zienden aan de kleuren hebben toebedeeld. Voor een dove bestaat geen geluid, of het mentale geluid wordt niet als zodanig herkent. Als je niet kunt voelen, bestaat hard en zacht, ruw en glad, niet voor jou. Wellicht zie je textuur, maar alles voelt hetzelfde. Nu kun je hier tegenin brengen dat iemand met een dergelijke handicap toch ‘weet’ van het bestaan van textuur. Ja, maar is weten dat iets zou moeten bestaan terwijl jij het zelf nooit zult ervaren wel echt een weten? Wanneer ‘weet’ je iets? Worden de dingen die wij weten niet gebaseerd op wat wij zintuiglijk waarnemen? Tegelijkertijd is het wel zo dat als wij niet zien dat iets valt, we het wel kunnen horen en omdraaien, zodat we zien wat er gevallen is. Als een doof persoon zich omdraait en ziet dat er iets op de grond ligt, kan hij denken dat het gevallen is maar het kan ook daar neergelegd zijn.

Zintuigen zijn toch niet alles?

Het lijkt heel logisch om te argumenteren op basis van onze zintuiglijke waarneming. Je hoort of ziet iets vallen, als een zintuig wegvalt, vangen je andere zintuigen dat op, enz. Maar, als er niemand is om te zien/horen/voelen/ervaren dat een pak suiker van het aanrecht valt, is het dan wel gebeurt? Je zou zeggen van wel, want als jij thuis komt zie je het pak suiker op de grond liggen. 1 en 1 is logica, right? And still I wonder, is alles wel zoals wij het ervaren? Zijn er dingen die gewoonweg niet bestaan totdat het onder onze aandacht valt? Is 1 en 1 wel 2, of zijn er andere krachten werkzaam? Zien wij wat wij willen zien; of maken we logische verhalen van hetgeen we ervaren? Op het moment dat een ruimte leeg is, bestaat die ruimte dan? En nu niet zeggen ‘dan hang je toch een camera op’, want dat had ik ook al bedacht. 😉

Waar het mij eigenlijk om gaat, is hoe wij iets zeker kunnen weten. Logica en ervaring brengen ons een eind, maar we weten ondertussen ook dat dingen niet altijd zijn wat ze lijken. Iemand die hallucineert ziet dingen voor werkelijkheid aan, terwijl dat niet zo is. Of misschien juist wel? Wellicht zijn hallucinaties glimpen van een andere werkelijkheid. Ik vraag me weleens af in hoeverre wij iets horen enkel omdat dat ‘logischerwijze’ is wat we moeten horen – bijvoorbeeld de plof van het pak suiker op de grond. Is het niet zo dat wij onze eigen werkelijkheid construeren? Anderzijds moet er wel een waarheid in die werkelijkheid zitten, anders zouden we niet en mass (grotendeels) dezelfde werkelijkheid ervaren.

Dus, think about it: je loopt door het bos en ineens komt er iemand tussen de bomen vandaan gerend. Die persoon verteld je dat hij net een beer in de ogen heeft gekeken, en dat de beer toen gewoon omviel met een harde plof. Jij hebt niets gehoord, en in een bos in Nederland vind je vast geen beren, toch? Het verhaal lijkt sterk… Toch loop je met die ander mee, en zoals jij verwachtte is die beer nergens te bekennen. Is het verhaal van de man werkelijkheid? You tell me. Wij zouden het wellicht een hallucinatie noemen, maar is het niet gebeurd enkel omdat jij het niet zelf ervaren hebt en de logica je ‘vertelt’ dat het niet kan omdat er geen wilde beren in Nederland lopen? Wauw Roos, dit is echt een gaar voorbeeld. Yeah, I know. Wist even niets beters te bedenken, hehe. Mijn brein is weer leeg, er komen nu alleen nog maar vragen. Dit onderwerp is gewoon uitermate discutabel. Enerzijds lijkt alles zo logisch want ‘je ervaart het toch’, terwijl het aan de andere kant nog maar de vraag is in hoeverre onze ervaringen kloppen.

Een vleugje dualisme

Oké, paar zinnen dan om dat gare relaas hierboven te verklaren. 😉 In de oosterse filosofische tradities zijn al eeuwenlang de discussies over dualisme en non-dualisme aan de gang.² Alles is één, één is alles. Basically komt het er op neer dat onze gehele werkelijkheid zoals wij die ervaren een illusie is. Je zintuigen zijn onderdeel van diezelfde illusie – een onderdeel dat de illusie blijft voeden. Uiteindelijk maakt ‘alles’ deel uit van dezelfde bron. Deze bron kan een oerbewustzijn zijn, een oer-energie, het goddelijke, whatevers you want it to be. Vandaar dus de vraag in hoeverre ‘dingen bestaan’.

Volgens mij heb ik nu wel genoeg vragen gesteld. Hm, oké, nog eentje dan:

Wat denk jij?



1. Alexandra Olivia, De laatste deelnemer (2016) p. 161.
2. Lees bijvoorbeeld ook deze blog: Is Brahman ons bewustzijn?
* Dit artikel bevat een affiliatie link.



Like what you read? Volg mij via Bloglovin, Facebook, Twitter, of Instagram!

 


Geplaatst

in

door

Reacties

20 reacties op “Bestaan of niet-bestaan, that’s the question”

  1. די מריו avatar

    Wat je niet kent, kun je ook missen. Tenminste als je weet dat het bestaat. Als voorbeeld, ik heb geen vader gehad, maar weet wel dat ze bestaan. Ik heb hem vroeger wel eens gemist.

    En zijn zo wie zo dingen die niet bestaan, tenminste niet voor de mens, totdat ze onder de aandacht vallen. Getuige het aantal dieren en planten die nog steeds ontdekt worden. De wereld is zoveel groter dan wij kunnen beseffen.

    Een werkelijkheid hoeft niet in waarheid te zitten. Sommige dingen worden zo gebracht zodat we denken dat het zo hoort, mooi is dat we iets nodig hebben. Denk bijvoorbeeld maar aan ugs of spinners.

    Persoonlijk zou ik niet geloven dat die beer bestaat. Wat wel kan is dat er misschien een boerendochter door het bos liep waar de man per ongeluk mee in aanraking is gekomen. Dat heb ik namelijk weleens meegemaakt.

    Love As Always
    Di Mario

    1. Roos avatar

      Ja, ik begrijp dat je je vader miste.
      Mooie opmerking; dingen die niet bestaan totdat we ze ontdekken. Ofwel, er bestaat zoveel buiten onze waarneming maar enkel omdat wij het nog niet waargenomen, bestaat het voor ons niet. Ben het trouwens met je eens dat werkelijkheid – vanuit waarneming – niet gelijk staat aan waarheid. Die fidgetspinners hebben wij hier in huis ook. Zusjes vinden het geweldig, ik snap nog steeds niet waar het eigenlijk goed voor is, haha.
      De boerendochter in het bos? Klinkt alsof daar een verhaal achter zit. 😛

  2. Morgaine avatar

    Tsjah wat denk ik, dat een ieder als het goed gaat, zijn eigen waarheid zal zien, vinden, ruiken en doen. Als jou van kleins af aan vertelt wordt dat een roos geurt naar stront ipv naar zoet en fijn en lekker… manipulatie van de mind en zintuigen, overigens heb ik hier net een aflevering over gezien in The mind of the universe wat over zintuigen gaat en hoe wetenschappers hiermee omgaan met test personen, en hoe je deze mensen kunt beïnvloeden, misschien niet veel, omdat ze al volwassen zijn, maar hoe zit dit als je een baby al direct andere dingen gaat vertellen dan de rest van de wereld?

    En die beer, het is natuurlijk mogelijk dat je hier in een bos, (waar ik straks toevallig heen ga op de Veluwe, hahaha) een beer tegen gaat komen, want we hebben ook dierentuinen, Bush, Rhenen, allemaal langs een bos of half in een bos staan, en er kan altijd een beer ontsnappen natuurlijk, net als een pinguin, of iets anders wat hier niet zou leven, hoeveel wilde dieren komen er al niet deze kant op wat bijzonder is en hier niet hoort? Toevallig in een ander natuur programma over een bepaalde roofvogel gezien, wat nu pas is bekendgemaakt, weet niet meer welke, die nooit in ons land kwam, maar nu zelfs een nest in een weiland had gebouwd en de jongen zijn uit…

    X

    1. Roos avatar

      Ja precies, zintuigen kun je manipuleren! Dus, in hoeverre is wat wij zien/voelen/ervaren/horen wel realiteit? Hm, had dat onderzoek iets te maken met het Pavlov-effect? Dat ging over het conditioneren van het brein (aanvankelijk van een hond) om reacties op te roepen vanuit associaties. Elke keer als de hond een koekje kreeg, rinkelde er een belletje. Op een gegeven moment stond de hond al te kwijlen als hij het belletje hoorde, ook al was er geen koekje.
      Ontsnapte beren, ja dat kan ook natuurlijk. 😛

  3. internettoeristi avatar

    Diepgaand bericht.
    Je weet waarschijnlijk wel wat ik denk. 😉
    Wat ik graag eens van jou zou willen weten, is het volgende:
    Hoe voelt dit bij jou, deze stellingen te overdenken? Voel je weerstand, bijvoorbeeld: nee dat kan niet? Voel je, je daar ongemakkelijk bij? Of opent dat iets in je denken? Ben je bereid om de wereld die je gewoon bent te overstijgen, of wekt dat angst op?
    Wat doet dit met jou?
    Als dit te delicaat is, hoef je niet te antwoorden of mag je ook een mailtje sturen. 🙂
    Vriendelijke groet

    1. Roos avatar

      Ik word er vooral heel erg verward van. Je zou het weerstand kunnen noemen, omdat mijn brein steeds tracht te beredeneren waarom dit niet kan. Tegelijkertijd ben ik open-minded genoeg om de mogelijkheid niet uit te sluiten. Zoals jij weet, ben ik nog zoekende naar wat ik wel en niet als waarheid kan accepteren. Met dit vraagstuk heb ik gewoon erg veel moeite. Geen angst, geen echte weerstand, maar eerder een rationele vlek; het gebrek aan een verklaring, aan ‘zekerheid’ en ‘duidelijkheid’, daar loop ik tegenaan. Overigens heb ik ditzelfde bij verschillende geloofselementen en wereldvisies; ik accepteer alle mogelijkheden, maar wil het ook daadwerkelijk begrijpen en voelen. Dat laatste, daar zoek ik naar.

      Sowieso ben ik van mening dat er meer is dan de wereld die wij kennen – en ook meer is binnen deze wereld/werkelijkheid. Mijn denken reikt echter (nog?) niet ver genoeg om dat allemaal te behappen. Het is ook geen eenvoudige materie natuurlijk – en tegelijkertijd ook weer wel. Anyways, verwarring dus, om je vraag eenvoudig te beantwoorden. 🙂

      1. internettoerist avatar

        Bedankt voor jouw openhartige antwoord. 🙂
        Soms vraag ik me af, hoe ver ik kan gaan met het beschrijven van bepaalde zaken. Schaad ik geen mensen in plaats van te helpen? Niet iedereen is er klaar voor. Daarom is dergelijke feedback interessant voor mij. 🙂
        Ja, er is een “gebied” waar het denken niet bij kan. Dit “gebied” bewust worden is voldoende, we kunnen het niet verklaren (ik toch niet 😉 ).

        1. Roos avatar

          Je vraagt maar raak hoor. 😉 Oh, nou dat bewustzijn is er wel. Missie geslaagd? Haha 😛

  4. Zwerver avatar
    Zwerver

    IIk weet één ding zeker: ik besta. Daarnaast heb ik mij in het niet-bestaan gewaagd. Dat is dan ook het antwoord op de ‚kwestie’.

    PS leuk , die connectie tussen question en kwestie. In onze taal heeft een verwant woord een geheel andere betekenis.

    1. Roos avatar

      ‘In het niet bestaan gewaagd’, hoe bedoel je dat? Puur in het denken, of met heel je wezen? Een andere vraag kan ook zijn ; hoe’ je bestaat, gezien velen ook zeggen dat ‘ik’ een illusie is. Krijg zelf nogal eens hoofdpijn van dergelijke denkthema’s, hehe. 😛

      1. Zwerver avatar
        Zwerver

        Je ene vraag houdt direct verband met de andere. Vergeet dat ‘ik’ als illusie. Maar ben jij bereid om die ‘ik’ (als in ik besta) op te geven? Ben jij bereid om niet te bestaan? Niet als denkthema of leuk filosofietje (scheelt je hoofdpijn), maar daadwerkelijk je eigen bestaan opgeven? In de zelf-verwerkelijking gaat het niet alleen om je hoofd veel te laten werken, maar om je “hogere ik” tot leven te laten komen. (in feite leeft hij nu al in je) Niet als geloof uiteraard. En dan kom ik toch weer even terug op dat ‘ik’ als illusie. Veel mensen nemen het geloof aan dat zij een illusie zijn (ik besta niet). Alles wat je gelooft is echter niet van toepassing in deze materie. Neem maar aan dat het ‘ik’ wel degelijk bestaat. Anders kan je jezelf ook niet opgeven. (niet-bestaan oftewel niet-zijn)

        1. Roos avatar

          Goed punt; als er geen ‘ik’ is, kun je dat ook niet opgeven. ‘Jezelf opgeven’ klinkt toch vrij eng, en absurd. Ik ben best bereid om niet te bestaan; al vraag ik me af hoe je dat kunt verwerkelijken (behalve te sterven).

          1. Zwerver avatar
            Zwerver

            Het is ook behoorlijk absurd en afstotend (niet eng). De wijze van verwerkelijken kan niet louter mentaal plaats vinden. Enige studie van de geest is wenselijk voor het bereiken van de intuïties. Zie het als een reis, voor je op pad ga dien je je grondig voor te bereiden.

            Hier nog een linkje voor vele misverstanden: http://www.advaita.nl/moderne-misverstanden/

            Zelf raad ik aan om op empirische basis een levende, persoonlijke filosofie te ontwikkelen.
            Mocht je intellectueel op een hoog niveau acteren, dan is Roland van Vliet ook wel een aanrader.
            Hij is inmiddels overleden, maar zijn boeken zijn er nog. Voor mij alleen enigszins te begrijpen vanuit zelfkennis, maar ik mis de intellectuele bagage. Hij werkt vanuit het manicheïsme, een christelijke stroming. Maar mss ken je hem al.

  5. Anne avatar
    Anne

    Hmm.. Ooit gehoord van ‘Hiraeth’ of ‘Saudade’? En dan niet alleen in de zin van Heimwee. Je kent ’t misschien wel (net zoals ik :P); t gevoel dat (je) ‘iets’ mist.. Wat dat is, wordt maar niet duidelijk – best raar. Ofzo. Daar moest ik dus eventjes aan denken 😛 Verder kan ik op dit moment weinig met dit stuk, ik heb t al zó vaak proberen ‘uit’ te denken, op een goed antwoord te komen. Ik betwijfel ten zeerste dat dat me nu -redelijk moe en hongerig- opeens wel gaat lukken 😉 X

    1. Roos avatar

      ‘Iets’, ja precies dat. Lekker vaag enzo, haha. 😛 Dat uitdenken lukt mij ook niet als ik wakker ben en vol zit hoor, dus you’ll be forgiven. XD

  6. די מריו avatar

    Ik laat me er niet over uit…. 😉

    Love As Always
    Di Mario

  7. Peter avatar
    Peter

    jHallo Roos!

    Heel toevallig een tijd geleden op jouw blog gekomen. Jij hebt een leuk sense of humour! Mooi dat je probeert te denken over de grote vragen van het leven.

    To be or not to be (Shakespeare) maar die vraag heeft de mens altijd gevraagd. Lees het boek van JOB eens!

    Jaren geleden heb ik dit gevonden op het internet en toen ik jouw blog zag dacht ik dat jij dat misschien ineresant kon vonden. Beetje moeilijk, maar het is denken outside the box”, Okay?”

    Met vriendelijke groet, Peter

    Existential Angst and Eternal Being

    Since the anniversary of the death of Edith Stein was just recently, and I missed doing anything special for it, I thought that I would give a belated commemoration of some sort. Since I haven’t found all that much on her philosophical work, I thought I’d summarize some interesting argument from her masterpiece, Finite and Eternal Being. In doing this, I face two obstacles. The first is that, not having all that much background in phenomenology, I might be getting in a bit over my head. The second is that it’s hard to isolate any particular argument. The whole book is one long interwoven discussion involving interactions with Aristotle, Augustine, Aquinas, and her close friend and fellow phenomenologist, Hedwig Conrad-Martius; while Maritain, Teresa of Avila, John of the Cross, Husserl, and even Heidegger occasionally show up to make contributions. (For an account of the friendship between Stein and Conrad-Martius, see this post at the weblog, “A Catholic Blog for Lovers.”) So I’ll have to abstract from a great deal, and just give a rough, crude summary. I don’t intend to provide anything in the way of evaluation here, but only to call attention to the argument by laying out some of its more prominent features.

    The argument I’ve chosen is in some sense the starting point of Finite and Eternal Being. “Whenever the human mind in its quest for truth has sought an indubitably certain point of departure,” she says, “it always encountered the inescapable fact of its own being or existence” (FEB p. 35 – all citations are from the ICS translation). She cites in this connection Descartes, Augustine, and Husserl. The Sum, the “I am” is the most primordial knowledge available to us. It is not the first knowledge, in the sense of being temporally or logically first, but it is the most intimate and immediate knowledge one has, when one has it. This certitude of one’s own existence is prior to reflection; in self-knowledge, she says, “the intellect relinquishes its natural attitude of being concerned with external objects in order to turn upon itself” (p. 37).

    This being that I am, when brought into focus, has what Stein calls the dual aspect of being and not-being. I am “unable to endure this dual perspective,” i.e., I experience this duality in my non-permanence or temporality; from this she concludes that “the being of which I am conscious as mine is inseparable from temporality” (p. 37). To be me is to be through time, to be in flux. But in this flux we as it were ‘break apart’; our perspective is dual: we recognize both non-being and being in our change.

    This gives us the idea of pure being which, in itself, has no mixture of not-being, whether that of the no-longer or that of the not-yet. Pure being is eternal:
    And thus eternal and temporal, immutable and mutable being (and also not-being) are ideas which the intellect encounters within itself; they are not borrowed from anything outside itself. This means that we have now found a legitimate point of departure for a philosophy based on natural reason and natural knowledge. (p. 37)

    In recognizing being and not-being within ourselves, actuality and potentiality simultaneously begin to come into focus. The being manifested to ourselves in self-knowledge is manifested as actually present; but it contains in itself the potentiality of future actual being and presupposes the potentiality of past actual being: “My present being is simultaneously actual and potential being; and insofar as it is actual, it is the concrete realization of a possibility which antecedes my present actuality” (pp. 38-39). The ego, the I, lives, and is, and is actual, but not enduringly so. It is in a constant state of passing: it is a being thrown into existence [Dasein]. It has been placed into existence; it is received being.

    Whence is it received? Either the ego receives its life from the worlds it experiences (external, internal, or both) or it owes its being directly to pure being itself. The two are not, of course, mutually exclusive. What is our relation to pure being? My own being is a being that involves not-being, as we have noted; but it also involves being “in touch with the fullness of being” (p. 55), as we also have noted.

    Once we grasp the idea of pure act or eternal being, this idea becomes the measure of our being – we approximate it in various ways from moment to moment. But, Stein asks, how do we learn to see eternal being as our source or cause? We get a feel for the nullity and transiency involved in our being from (among other things) existential dread:

    Existential anxiety accompanies the unredeemed human being throughout life and in many disguises–as fear of this or that particular thing or being. In the last analysis, however, this anxiety or dread is the fear of being no more, and it is thus the experience of anxiety which “brings people face to face with nothingness.” (p. 57)

    (The quote is from Heidegger, Being and Time.) However, this angst (=dread or anxiety doesn’t dominate our lives; we have what might be called a feeling of security, a trust in our own continuance. This is something to wonder at, because we are clearly transient creatures, indeed, always in flux and always a hair’s breadth from death. Is this all due to an illusion or self-deception? Is it purely irrational? No, because this exposure to the possibility of nothingness is counterbalanced by our exposure to the certainty of being. In this we rest secure. But this security is not self-given; it is received, and thus, Stein notes, “In my own being, then, I encounter another kind of being that is not mine but that is the support and ground of my own unsupported and groundless being” (p. 58). There isn’t much detail to this feeling of security; it needs to be clarified.

    Stein identifies two ways in which we may become aware of eternal being as the source of our own being. The first is the way of faith, and the second is the way of discursive reasoning. In the way of faith, God reveals himself as I AM, as Creator, as Sustainer, as Life-giver. In the way of philosophy or discursive reasoning, she argues that my being, which is received being, and like all finite being, cannot have its ultimate origin and source in another received being. We must, as it were, trace ourselves back to necessary being. This converts the very vague feeling of security we feel in feeling ourselves anchored in being into something more robust. The way of discursive knowledge, however, fails to do much more than give us a clearer terminology, a tidied-up grasp of this very vague feeling; the way of faith, on the other hand, “reveals to us the God of personal nearness, the loving and merciful God, and therewith we are given a certitude which no natural knowledge can impart” (p. 60).

    But the way of faith is also a dark way; it is a condescension. She quotes Augustine’s gloss on God’s words in Exodus 3: “For this, I am who am–that pertains to me. But this, the God of Abraham and the God of Jacob, pertains to your understanding” (p. 60). The first is true, but in a sense incomprehensible; but the latter is adapted to our understanding. When it comes to knowing God, all ways are dark ways; the Light is so bright it blinds us.

    Mijn samenvatting:

    1 Ik besta
    2 Mijn bestaan is een afhankelijk bestaan (ik heb mij zelf niet geschapen)
    3 Het is onmogelijk dat alles afhankelijk is. Uiteindelijk moet men terug komen op een wezen dat onafhankelijk is en dus oorzaak is.
    4 Mijn bestaan is maar tijdelijk. Ik zal zeker dood gaan.
    5 Toch leeft iedereen alsof men nooit zou sterven. Wij willen niet dood gaan.
    6 Daarom leven wij met existensiele angst.
    Die angst is niet alleen het letterlijk dood gaan, maar ook de angst voor de psychiese dood, dwz alleenzaamheid, falen, ongewenst zijn, vriendeloos, arm, ziek, hopeloos enz. Meeste neuroses stemmen hier van.
    7 Uiteindelijk moeten wij terug naar de oorzaak om ons leven te begrijpen. Dan valt alle angst weg en begint de vreugde.
    8 Drie vragen: Who, what, why?

    Ik hoop dat je er wat aan hebt

    1. Roos avatar

      Hi Peter, dank voor je zeer uitgebreide en aanvullende reactie. Je samenvatting is vrij Aristotelisch; de eerste beweger/de eerste oorzaak waaruit al het andere is voortgekomen. Je geeft hiermee ook mooi de tegenstelling binnen oosterse en westerse filosofie aan. Westerse filosofie is voornamelijk antropologisch georiënteerd en richt zich op het ego/het ik, terwijl de oosterse filosofie juist de notie van het ego probeert te doorbreken. Het is een geheel ander uitgangspunt, wat het een erg boeiende discussie kan maken. Zoeken we naar een bron, een eerste oorzaak/beweger waar wij een uitvloeisel van zijn; of zoeken we naar de eenheid van alles achter onze illusie des werkelijkheid waarbij wij zelf onderdeel van die ene bron blijken te zijn? Vooralsnog is er één ding dat ik wel zeker weet: te lang hierop kauwen leidt tot verschrikkelijke hoofdpijn, haha. 😉
      Zal het boek eens opzoeken, dank voor de tip. 🙂

  8. Eclect avatar

    IIk ben bereid om te bestaan met mijn hele ik. x

    1. Roos avatar

      Scherp. 😉 Ik doe met je mee. 🙂

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *