Een huivering kroop over haar rug. Er staat iemand voor de deur van haar slaapkamer, ze weet het zeker. “Hallo,” zegt ze twijfelend. Er komt geen reactie. Ze weet zeker dat er iemand staat, maar er lijkt iets niet te kloppen. Voorzichtig loopt ze naar de deur, haar hart klopt in haar keel. “Ik weet dat je daar staat.” Ze doet de deur open. Niks. Er is niemand. Net als gisteren…
“Ik word gek,” dacht ze. Hoe kan iemand er zo van overtuigd zijn dat er iemand is, terwijl er niemand staat? Het ongemakkelijke gevoel was echter nog niet weg, en weer huiverde ze. Er staat iemand, er staat niemand, er staat iemand… Ze trekt de deur weer open maar nog steeds is er niemand. “Laat je zien dan, ik weet dat je er bent.” Haar adem wordt gejaagder, haar hartslag versneld. Hoe kan ze nou niemand zien? Haar handen maaien door de lucht, wanhopig op zoek naar iets tastbaars. Wanhopig op zoek naar bewijs. Bewijs dat ze niet gek aan het worden is. Maar er is niets, enkel de lucht en haar onbestemde gevoel van ‘een aanwezigheid’. Een paar minuten staart ze de gang in, verbaasd en onrustig. Ze hoort beneden de tv uit gaan. Haar moeder roept de honden om ze uit te laten, de nachtwandeling. De aanwezigheid is verdwenen. Na nog een keer door de gang te lopen, besluit ze om toch maar naar bed te gaan.
De volgende avond is hij er weer. Hij? Ja, het is een man die voor haar deur staat. Ze weet het zeker. Hoe, daar is geen antwoord op, ze weet het gewoon. Er schiet een flits door haar hoofd. Ze ziet een oudere man voor zich. Hij draagt een pak, heeft grijzig haar, is lang, en zijn gezicht… Ze spant zich in, probeert zich te concentreren, maar het beeld is al weg. Ze heeft zijn gezicht niet gezien. Toch weet ze dat ze hem heeft gezien, die man voor haar deur.
De volgende weken is ze zich telkens bewust van de aanwezigheid van de man voor haar slaapkamerdeur. Hij is er niet elke avond, hij komt nooit binnen, is niet zichtbaar, maar toch is hij er. Een constante factor in haar wisselvallige leventje. Geen fijn leventje. Op school wordt ze gepest, hoort ze er niet bij. Veel vrienden heeft ze niet. Thuis trekt ze zich terug in haar eigen wereld, een wereld van boeken en internet. Een wereld met die vreemde man. Ze vond hem eerst eng, maar is eraan gewend geraakt dat hij voor haar deur staat. Het is een rustpunt, een eng en onzichtbaar rustpunt.
[blockquote align=”none” author=”Laurie Halse Anderson”]In one aspect, yes, I believe in ghosts, but we create them. We haunt ourselves.[/blockquote]
Huilend zit ze op bed. Ze had weer een rotdag. Die stomme klasgenoten ook, etterbakken! “Waarom mag ik niet gewoon mezelf zijn?” Ze viel buiten de boot, begreep niet helemaal waarom, maar iedereen sloot haar buiten. Vandaag was het proefwerk Engels. De tafels moesten uit elkaar en er mocht niet gesproken worden totdat iedereen klaar was. Toen uiteindelijk iedereen zijn tafel weer terug in het groepje mocht zetten, paste haar tafel er op magische wijze niet meer bij. Een van haar klasgenoten had zijn tafel zo neergezet dat die van haar, letterlijk, buiten het groepje viel. Andere klasgenoten keken haar grinnikend aan. Wat kon ze doen? Een ongelukkig gevoel bekroop haar en ze drong haar tranen terug. “Ik laat die pestkoppen niet winnen,” dacht ze, terwijl ze ging zitten en deed of haar neus bloedde. “Zet jij je tafel ook nog bij het groepje?” vroeg de docente, één wenkbrauw opgetrokken. “Nee, ik zit hier wel prima,” bracht zij uit. De klas grinnikte… Zij klemde haar kaken op elkaar. Woede, verdriet, en afwijzing stroomden door haar heen. De rest van de dag negeerde haar klas haar, mocht ze nergens zitten tenzij ze alleen zat, en ook samenwerken deed ze alleen.
Huilend overpeinsde ze haar dag, bedenkend wat ze had moeten zeggen en doen. “Ik had dat wijf gewoon moeten zeggen dat ze normaal moet doen. Waarom kan ik niet gewoon voor mezelf opkomen…” In haar ongelukkige huilbui voelde ze opeens weer de aanwezigheid van de man. Die man stond daar al weken, voor de deur, het voelde vreemd vertrouwd. Ze was wanhopig op zoek naar erkenning en begrip. Ze wilde gehoord en gezien worden. Als de echte wereld haar uitkotst, kon ze net zo goed verdrinken in een illusie. “Dan word ik maar gek,” mompelde ze snikkend. In al haar emotie en zonder er verder over na te denken zei ze:
“Kom maar binnen.”
En dat deed hij.
Wordt vervolgd.
♥
Like what you read? Volg mij via Bloglovin, Facebook, Twitter, of Instagram!
Geef een reactie